Renée Kapitein - Waarom we huizen bouwen

(fragment p.1-15)

kapitein-waarom we huizen bouwen-cmyk.jpg
  • jpg
Kapitein, Renée (c) Ruud Pos 2019.jpg
  • jpg

Je moet je fiets laten maken. En je tanden poetsen, en nieuwe tandpasta kopen en ook een nieuwe tandenborstel of eigenlijk moet je een elektrische van de tandarts. Waar je trouwens een afspraak moet maken, bij de tandarts of bij de mondhygiënist of eigenlijk bij allebei. Je moet een verzekering hebben die dat betaalt, of eentje die het niet betaalt en dan het geld opzij zetten zodat je het betalen kunt. Sowieso moet je geld opzij zetten, voor als je wasmachine kapot gaat of je fiets. Of als je een paar maanden niet kunt werken en voor later. Vooral voor later. Denk vooral ook aan later. En zorg dat je pensioen opbouwt. Je moet ook gezond eten en niet te dik worden, maar ook genieten en er niet te veel mee bezig zijn. Je moet je huur betalen. En ’t internet. Gas, water en elektriciteit. En de elektriciteit moet van een energiebedrijf zijn die de wereld niet verpest met kolencentrales en sjoemelstroom. Je geld moet op een bank die niet investeert in wapenhandel en je moet een afspraak inplannen met waternet. Je moet je fiets laten maken. Je fiets laten maken. Je fiets laten maken. Niet je huis uitgaan in vieze of kapotte kleren. Deo opdoen ’s ochtends en als je net heel hard hebt gefietst. Dat moet dus in je tas zitten, net als iets tegen een slechte adem. Want een slechte adem, dat wil je niet. Je moet je moeder bellen. Je moet een aansprakelijkheidsverzekering hebben. Je rijbewijs vernieuwen en je paspoort vernieuwen en zorgen dat je precies genoeg niet lacht op je paspoortfoto. Je moet zorgen dat je geen zorgtoeslag meer ontvangt, want daar heb je geen recht meer op, maar je moet wel zelf weten dat je daar geen recht meer op hebt en dat vertellen aan de mensen die bepalen of jij er geen recht meer op hebt. Anders krijg je een boete. En ook al heb je geen recht meer op zorgtoeslag, die boete kan je niet betalen. Je moet goed voor jezelf zorgen. Niet te veel drinken, maar wel genoeg water. En groeten en fruit eten. Vooral groenten, want fruit is eigenlijk ook alleen maar natuurlijk snoep, vol met suikers en van suikers word je dik. En dik worden mag niet, ook al vind je het zelf niet erg, andere mensen vinden dat wel en die denken dan dat je lui bent, ook al sta je iedere dag uren in de keuken om zo dik te worden. Eet dus niet teveel, maar krijg wel genoeg vitamines en vezels binnen. En vergeet de eiwitten niet. Je moet onthouden wanneer je ongesteld moet worden, onthouden tampons te kopen als die op zijn en ze bij je hebben, op een discrete en schone plek in je tas. In elke tas. Je moet de krant lezen en niet alleen de koppen en het liefst ook een andere krant zodat je niet te veel in je bubbel leeft. Je moet een mening hebben, een geïnformeerde meningen hebben, achter deze mening staan en deze mening ook uiten, maar die van anderen respecteren. En af en toe twijfelen aan de jouwe. Want twijfelen is intelligent en sympathiek. Je moet dagcrème smeren, nachtcrème smeren en vergeet vooral de zonnebrand niet. Ook in de winter. Vooral in de winter. Je moet je haar wassen, je haar moisturizen, kammen en regelmatig laten knippen. Je moet dus een afspraak maken met een kapper en nadenken over een gespreksonderwerp ook al heb je nog geen vakantieplannen. Je moet op vakantie. Want vakantie heb je nodig. Om even bij te komen. Even tot jezelf te komen. Je moet dus een vakantie uitkiezen en iemand hebben om mee te gaan, want op vakantie ga je liever niet alleen. Je moet de vakantie boeken. Zorgen dat je vakantiedagen hebt. En geld. Je moet naar de dokter als je je niet goed voelt. Maar alleen als je je echt niet goed voelt, een beetje niet goed is niet goed genoeg, daar komen alleen maar volle wachtkamers van. Je moet je fiets laten maken. Je fiets laten maken. Je fiets laten maken. Je moet je telefoon opladen. En een oplader meenemen want je batterij is oud en moe en moet eigenlijk vervangen. Je moet je telefoon opnemen als mensen bellen. Of de mensen terugbellen. Contact onderhouden, verjaardagen onthouden. En wiens moeder ziek is. Je moet cadeaus kopen. Cadeaus die niet op een verlanglijstje staan, maar die ook echt iets betekenen. Die jouw band met de jarige representeren. Je moet verjaardagen van kinderen onthouden. En hoe ze ook weer heten. Als ze geboren worden moet je een kaartje schrijven, een postzegel kopen- nee sorry die verkopen we alleen per tien (Zei ze dat de vorige keer niet ook al? Er moeten hier dus nog ergens negen zegels liggen, maar waarschijnlijk niet daar waar je zoekt.) Je moet niet vergeten het kaartje op de bus te doen. Je moet kraamcadeaus kopen en het liefst een beetje genderneutraal en zonder te veel plastic. Je moet je medicijnen bestellen. Je medicijnen ophalen en je medicijnen slikken, iedere dag. En de pil, vergeet de pil niet. Anders is het je eigen schuld. Je moet goed slapen, regelmatig slapen en vooral niet te kort. Maar ook niet te lang. En niet op verkeerde tijden. Je moet boodschappen in huis hebben. En geen eten weggooien. En niet vertrouwen op de datum op het pak, maar gewoon op je gevoel. Dat kan je best, op je gevoel vertrouwen, ook al heeft niemand je dat ooit geleerd. Je moet een passie hebben. En goed zijn in de passie. Het liefst de beste van iedereen die je kent. Je moet het besturingsprogramma van je computer updaten en regelmatig een backup maken. Unieke wachtwoorden verzinnen, met hoofdletters, cijfers en symbolen, die je moet onthouden en niet op moet schrijven en maar voor één website gebruiken. Je moet je afval scheiden en niet te veel afval produceren. Een tas meenemen naar de supermarkt. En de statiegeldflesjes niet vergeten. En de stagiegeldbon doneren aan de kinderboerderij. Sowieso moet je geld doneren, maar alleen aan de juiste doelen. Doelen die echt goed doen en waar de directeur geen miljoenen verdient, maar wel genoeg anders kan het nooit een goede zijn. Je moet buiten komen. In de natuur zijn. En in het moment. De boel zo nu en dan de boel laten. Je moet sporten en het leuk vinden. Fanatiek zijn. Tot het gaatje gaan. En er een beetje leuk uitzien als je dat doet. Je moet vrienden hebben. Genoeg vrienden hebben. Interessante vrienden met drukke banen en spannende carrières, die alsnog genoeg tijd hebben om tot heel erg laat, heel erg veel wijn met jou te drinken. En het over belangrijke zaken hebben. Alleen over belangrijke zaken, niet over dagelijkse kost. Je moet discussies met ze hebben, niet altijd hetzelfde over de dingen denken, maar aan het eind van de avond ook met elkaar door een deur kunnen, wankelend. Je moet een liefde hebben. Een mooie, lieve, intelligente liefde. Met die liefde moet je een relatie hebben die fantastisch is, maar nooit moeite kost. Waarin je elkaar los laat en ondersteund en er samen op uit gaat en ieder een eigen leven lijdt. Een relatie waarin je niet burgerlijk bent, maar wel jezelf kunt zijn, ook als je zelf alleen maar met je hand in je broek op de bank wil liggen. Je moet seks hebben, veel seks hebben, goede seks hebben en nooit tegen je zin. Je moet kinderen krijgen op het juiste moment, maar het niet te veel plannen. Stabiliteit is belangrijk, maar ook overschat. Al moet je er wel tijd, geld en ruimte voor hebben en het liefst een vast contract. Maar je moet natuurlijk niet te oud zijn, dat is niet goed. Je moet voor kwaliteit gaan. Voor kwaliteit en lokaal en eerlijk geproduceerd. Zorgen dat iedereen genoeg betaald heeft gekregen, maar dat jij niet te veel geld uitgeeft. Sowieso moet je niet te veel geld uitgeven. Maar vooral ook niet te gierig zijn. Je moet wel weten hoeveel geld je hebt. Hoeveel er binnenkomt en wanneer. Wat je vaste lasten zijn en wat je dan nog over hebt. Zodat je nooit met je mond vol tanden, zonder saldo, bij de kassa staat. Je moet op je ademhaling letten en op je houding. Rechtop staan en je schouders naar achter. Naar je lichaam luisteren, rust pakken en je geestelijke gezondheid serieus nemen. Je moet stofzuigen, stofzuigerzakken kopen en weten welk type stofzuiger je hebt. Je moet de wc schoonmaken, de douche schoonmaken, je matras omdraaien en snappen hoe je in godesnaam een bed opmaakt. Je moet je handdoek niet meer dan vijf keer gebruiken. Je moet wassen. Je was sorteren en zorgen dat je schone sokken hebt. Het liefst in paren en zonder gaten en dat ze een beetje leuk bij je schoenen passen. Je moet je af en toe vervelen. Dat is belangrijk voor de creativiteit. En creatief dat moet je zijn. En praktisch, pragmatisch, zakelijk, niet naïef en bijzonder. Je moet jezelf blijven. Vooral jezelf blijven. En je eigen risico betalen. Niet bang zijn om risico’s te nemen. Maar andere mensen niet in gevaar brengen. Je moet muziek luisteren, nieuwe muziek ontdekken en vooral ook bijzondere bandjes. Je moet af en toe een boek lezen. En een film kijken. De juiste gezien hebben. En er een mening over hebben. Je moet onthouden wanneer het kerst is. En iets moois aan hebben bij het kerstdiner. En een cadeautje meenemen voor de gastvrouw. En een antwoord hebben op de persoonlijke vragen van je oom. Je moet zelfstandig zijn. Je mannetje staan. En hulp durven vragen, niet alles alleen willen doen. Anderen toe laten in je leven. Niet te lang douchen. Schoon ondergoed hebben. En aanhebben. Schoon ondergoed dat goed zit en niet te klein is, maar het liefst wel een beetje sexy. En onthouden wc-papier te kopen. Je moet een baan hebben. Je op je plek voelen. En uitgedaagd. Je moet kletsen met je collega’s en werk en privé gescheiden houden. Je moet geld verdienen, genoeg geld verdienen, maar niets voor het geld doen. Maar voor de wereld, de maatschappij en je eigen ontwikkeling. Je moet met de mode meegaan. Maar ook dragen wat bij jou past. Bij je figuur en bij je leeftijd en in de kleuren die jou staan. Maar niet te veel kopen. En geen zuivel drinken, maar liever ook geen sojamelk. Niet roken, maar als je rookt niet alleen maar bietsen. Gewoon zelf een pakje kopen. En niet vergeten een vuurtje op zak te hebben. Je moet je fiets laten maken. Je moet je fiets laten maken. Je moet je fiets laten maken.

1.

Ik had m’n fiets moeten maken. Ik had m’n fiets moeten maken of weg moeten brengen. Of gewoon de bus moeten pakken. Dit schiet niet op. Eigenlijk schiet dit al twee maanden niet op. Mijn banden zijn te zacht en steeds als ik te veel kracht zet, trap ik door m’n versnelling. Je hebt er ook eigenlijk niets aan: versnellingen. Je denkt dat het handig is, maar het enige dat het doet, is kapot gaan. Deze brug helpt ook niet mee, er lijkt geen eind aan te komen en ik ben al minstens een uur te laat.

Ik had m’n fiets moeten maken. Ik had m’n fiets moeten maken of weg moeten brengen, maar een fiets naar de fietsenmaker brengen is ingewikkeld. Vooral als de fiets niet meer fietst. Je moet naar de fietsenmaker lopen, fiets aan je hand. Dat is altijd te lang en vervelend, vooral als je een heuvel of bruggetje tegenkomt, de trappers tegen je enkels slaan en blauwe plekken of rare schaafwonden achterlaten.

Dan ben je bij de fietsenmaker. Je hebt je fiets mee naar binnen genomen, je niet zeker of dat de bedoeling is. Maar als je hem buiten laat staan hoor je de fietsenmaker al zeggen: “Je fiets stuk? Ik zie helemaal geen fiets, meisje.” Dus manoeuvreer je de kapotte fiets naar binnen. Eerst door het winkelgedeelte, waar het eigenlijk veel te vol staat om met een fiets doorheen te lopen. Je hoopt dat er niets valt. Vooral niet een van die grote bellen. Je baant je een weg naar achterin de zaak, waar de werkplaats is en dan begroet de fietsenmaker je eindelijk. Hij -zijn er eigenlijk vrouwelijke fietsenmakers? - moppert wat over de staat van je fiets: dat je wel eens een nieuwe fiets mag kopen, meisje. Je lacht en zegt iets als “Ja, als ik het geld toch eens had.”

Daar is trouwens helemaal niets aan gelogen: als ik het geld toch eens had, dan zou ik een fiets kopen. Een mooie, nieuwe, een robuuste fiets met een matte afwerking. Met dikke banden die nooit lek gaan en een ketting veilig in een kettingkast. En vooral eentje zonder versnellingen. Maar dat soort fietsen zijn duur en dat geld heb ik nooit toch eens.

Dan moet je uitleggen wat er mis is, dat moet je precies doen. Je komt niet weg met zeggen ‘hij is gewoon kapot’. Net als de huisarts verwacht dat je eerst zelf even hebt lopen googlen wat er mis kan zijn. Als je niet weet wat er is, nemen ze je niet serieus. En dat wil je niet hebben. Daarom zeg ik bij de fietsenmaker altijd dat ik het eerst zelf heb geprobeerd. Zo laat ik zien dat ik niet lui ben, maar er zelf gewoon niet uit kom, omdat ik nu eenmaal geen fietsenmaker ben. Zo bevestig ik de fietsenmaker in z’n vakmanschap en vraag ik om hulp. Ieder mens wordt graag om hulp gevraagd. En bevestiging in z’n vakmanschap. Als we tenminste een vakmanschap hebben. Ik heb nooit een vakmanschap gehad, al kan ik hele mooie cappuccino’s maken. Dat telt niet echt, maar ik vond het toch altijd fijn als iemand daar iets over zei.

De fietsenmaker bekijkt de schade en krabbelt iets op een briefje, de tijd dat je je fiets op kan komen halen. Nee, op moet komen halen, anders staat hij in de weg. Dan moet jij weer weg bij de fietsenmaker, snel -zodat het niet ongemakkelijk wordt- en weer lopend. Maar je moet niet vergeten je fietssleutels in je fiets te laten zitten, anders kan de fietsenmaker er niets mee. Alleen je fietssleutels en niet per ongeluk je hele bos, anders kom je je huis niet meer in.

De rest van de dag kan je niet erg veel, je hebt geen fiets. Al zou je de afwas kunnen doen. Of de tram kunnen pakken.

Dan is het de tijd die op het briefje staat en moet je weer terug naar de fietsenmaker, lopend. En dan is je fiets weer gemaakt, wat fijn is. Maar voor je hem mee kunt nemen moet je natuurlijk eerst nog betalen en dan is het altijd net iets duurder dan je zou willen.

Nu klinkt het alsof ik iets tegen fietsenmakers heb. Dat is echt niet zo. Ik ben gewoon een beetje bang voor ze. Mijn opa was een fietsenmaker. Of nee, eigenlijk niet helemaal. Mijn opa had een werkplaats waar Gerrit de fietsen van het dorp maakte, omdat hij zich zelf liever met kachels en witgoed bezig was. Maar hij was niet geen-fietsenmaker. Toch heeft hij er niet voor kunnen zorgen dat ik me gemakkelijk voel bij fietsenmakers, sterker nog misschien komt een deel van mijn angst wel bij mijn opa vandaan. Ik herinner me hem als lang, donker en chagrijnig. Hij mopperde veel, vooral tegen mij. Volgens mijn vader had ik Gerrit moeten kennen. Gerrit zong altijd en mopperde nooit. Ook niet tegen kleine drukke meisjes. Maar tegen de tijd dat ik geboren was, had m’n opa allang geen werkplaats meer en kwam Gerrit nooit zomaar op de koffie. Tenminste niet als ik er was.

Het komt dus eigenlijk door mijn opa dat ik nu voor mijn gevoel al een uur deze brug op probeer te komen. Bruggen zijn het eigenlijk. Steil omhoog, klein stukje rechtdoor en dan nog veel steiler omhoog. En maar trappen. Keihard trappen en alsnog aan alle kanten ingehaald worden. De wind helpt ook al niet mee. De wind helpt eigenlijk nooit mee. Ik hou niet van wind. Tegenwind is een martelwerktuig. Zijwind is bloed-irritant. En wind-mee maakt dat alles met geen mogelijkheid goed. Nee. Wind is een verschrikkelijk weerelement. Nog erger dan hagel. Ik heb ook niets met zeilen. Of windsurfen. En vliegeren heb ik ook nooit gekund. Als ik geluk had vloog de vlieger en raakte ik verstrikt in de lijn, maar meestal liep ik aan een dood paard te trekken. Hoe enthousiast ook, zelfs kleine Anna hield dat niet lang vol.

Ik heb ook nooit de waarde van een koele bries gezien. Of het is koud, en dan doet de wind de gevoelstemperatuur dalen tot ver onder nul. Of het is warm, en dan voelt de wind alsof je in een droger bent geklommen. Ik haat wind en het waait hier erg hard. Bovenaan de tweede brug mag ik even uitrusten. Het meer onder de brug is leeg, behalve de woonarken is er geen boot op het water. Het is ook best laat, volgens mij. Ik kijk op m’n telefoon. 21:45. En Lize heeft gebeld. Vier keer. Lize belt nooit, waarschijnlijk omdat ik nooit opneem. Misschien wilde ze meefietsen. Nee, Lies is daar natuurlijk al lang. Met Masja. Beter ook, ze had vast alleen maar gezeurd dat ik mijn fiets moet laten maken. En dat weet ik, ik ben namelijk degene die er op moet fietsen. Lies heeft ook geappt. Waar ik blijf waarschijnlijk.

An?

An, neem op!

Neem op of bel terug!

Ik heb nieuws.

Nieuws-nieuws.

Geen app-nieuws.

Kan je even bellen voor je bij Ell bent, ik heb geen zin dat iedereen nieuwsgierig komt doen.

An, je komt toch wel naar Ell?

Of is je telefoon soms weer op? En loop ik nu in het niets te praten.

En daarna nog een gifje van een vrouw die “SOMEBODY THERE” in een ravijn schreeuwt.

Nieuws. Ik wil geen nieuws. Iedereen heeft de laatste tijd maar nieuws. Vaak is het nog groot nieuws ook. Groot nieuws: ik heb een huis gekocht. Groot nieuws: we zijn zwanger. Ik heb een nieuwe baan. Mijn moeder is genezen verklaard. Of juist terminaal. We zijn verloofd. We gaan trouwen. We gaan niet trouwen, maar geven wel een liefdesfeest waar je naartoe moet komen en een nieuwe jurk voor moet kopen en een cadeau voor ons. We krijgen een puppy. We verhuizen naar een wijk op een uur fietsen van alles en geven een housewarming en we zeggen dat deze rond achten begint, maar zijn boos als je er niet op tijd bent. Want we rekenen op je, want je had gezegd dat je kwam. En nu hebben we bier over.

Nieuws. Ik kan geen nieuws meer horen. Al zou een puppy misschien wel leuk zijn. Maar dat is niets voor Lize, die heeft niets met honden en wel heel veel met haar beige bank. Mensen houden hun nieuwsobsessie ook zelden voor zichzelf. Als je ze tegen komt vragen ze niet meer gewoon hoe het gaat, maar of je nog nieuws hebt. “Hé An, hoe is het, nog nieuws?” Alsof ik een verloofde heb in Indonesië en al weken wacht op een brief. Of dat we collega’s zijn bij een multinational die op het punt van fuseren staat en ik de enige ben die in contact met het hoofdkantoor in South-Carolina. Ik heb geen nieuws. Ik heb nooit nieuws. Of het moet nieuws zijn dat Tris over een maand terugkomt uit Peru en ik mijn huis uit moet. Zijn huis uit moet. Maar dat is geen nieuws, dat wist ik al. Of dat had ik al moeten weten. Dat had ik in de gaten moeten hebben. Waarom kunnen we nooit gewoon even leven? Even leven zonder nieuwe dingen. Even rustig aan. Even dribbelen op de plaats. Gewoon een jaartje, twee misschien. Om bij te komen. Op adem te komen. Ons rustig te herpakken.

Lize belt nog een keer. Ik kijk er naar, maar neem niet op. Voor me gaat de brug in een lus naar beneden. Ik stap weer op. Nu gaat het sneller, aan deze kant is de wind ook een stuk minder hard. Helaas duurt een afdaling nooit lang. En ik ben er ook nog niet. Dat huis is minstens nog een kwartier fietsen. Een half uur waarschijnlijk met mijn fiets. Ik heb eigenlijk geen idee waar het precies is, dus ik stop even om de weg op te zoeken. Eerst app ik Lies.

Rustig aan.

Je mag me zo op de wc je nieuws vertellen. Zonder pottenkijkers.

Ben er bijna.

Heb het grootste obstakel al gehad.

Verschijnt: mei * €100.000 * xxx blz. * ISBN 902635xxxx

Contactgegevens

Ontvang het laatste Ambo|Anthos nieuws via RSS.

Of abonneer handmatig met de Atom URL